Gebarentaal wordt vaak beschouwd als een taal die alleen voor dove mensen nuttig of mooi is. Een zware misvatting. Gebarentaal heeft een universele schoonheid en kracht en die wil ik meegeven. Gesproken taal is lineair: woord volgt op woord, met een intonatie eronder. Gebarentaal is vierdimensionaal: je gebruikt de ruimte in combinatie met de tijd en je mimiek en je lichaam. Het is naar mijn gevoel een diepgaande en intieme manier van communiceren. Ook gesproken taal is voor negentig procent non-verbaal, dat beseffen horende mensen niet. Zuiver inhoudelijk heb je wel de woorden nodig om een boodschap over te brengen, maar of die persoon het meent en daar gelukkig mee is, welke emoties die ervaart… dat breng je woordeloos over.
Doof zijn wordt in deze maatschappij beschouwd als een zware handicap, en tot ik de dovenwereld leerde kennen had ik ook dat idee over mezelf. Ik ben daar enorm in geëvolueerd. Gebarentaal heeft voor mij de wereld verruimd en de mogelijkheden verbreed. Als ik in een omgeving kom waar gebarentaal aanwezig is, is mijn handicap onbestaande. Dan ben ik een gelijke. Ik voel me niet anders dan jij als horende, al word ik vaak wel zo bekeken. Ik ben Alain dankbaar dat hij de blik van mensen en hun oordeel durft te bevragen en zelfs te bekritiseren. Waar ik voor vecht is dat mensen mijn volledige ik zien. Doof zijn is een deel van mezelf, maar niet het enige wat mij tot Bart maakt. ’