‘Wat wij gemeen hebben, is dat we stevig met onze voeten op de grond staan en betrokken zijn bij wat er gebeurt in de maatschappij. Je bent hierheen gewandeld, van de Opera naar De Muide. Dit is een speciale buurt. Al wat ik op weg naar mijn atelier tegenkom inspireert me. Hoe de buurt in één opzicht aan het vervallen is en de oude werkmanshuisjes totaal uitgeleefd zijn, terwijl ze anderzijds aan Dok Noord luxeappartementen aan het zetten zijn. De dualiteit in de maatschappij is hier sterk voelbaar. Deze buurt is een spiegel voor me, daarom vind ik het zo belangrijk hier te blijven met mijn atelier. Mijn werk ontstaat vanuit een open blik op de dingen die rondom mij gebeuren. Waar ik soms van schrik en me afvraag hoe ik daar nu moet mee omgaan. Antwoorden heb ik niet, maar ik probeer mensen er iets bij te laten voelen. Mijn werk is een vraagstelling die misschien zelfs argwaan opwekt maar die nooit bruskeert of agressief wordt. Ik denk dat dat voor Alain hetzelfde is.’
‘We zijn bezig met de noden van de mens, de existentiële vragen: daarin is ons werk gelijklopend. Denk terug aan die piëta: dat is niet louter een afbeelding in de schilder- of beeldhouwkunst van Maria met haar dode zoon op schoot. Een piëta gaat over alle verlies in onze maatschappij, hoe je daarmee omgaat en dat kunt verwerken. Ik ben erg geïnspireerd door Rogier Van der Weyden, die in opdracht veel piëta’s heeft geschilderd die dan in kerken kwamen te hangen. Zelf zei hij daarover dat dat ontmoetingsplekken waren waar mensen naartoe konden om hun verdriet een plaats te geven en een rouwproces in gang te zetten. Dat is wat kunst ook kan doen: troost bieden.’