• Muziek

Een komedie van de zorgeloosheid

Die Fledermaus door de ogen van Ernst Décsey

wo 18 okt 2023

Johann strauss fledermaus titelblatt 100 h 272 v img 16 9 xl w 483 d14a9968b6314b64cbfb1fbee8edfee50e8c00e5

De Oostenrijker Ernst Décsey (1870-1941) was een van de invloedrijkste muziekcritici van zijn tijd. Hij recenseerde voor verschillende kranten, doceerde muziekgeschiedenis aan het Weense Conservatorium, schreef romans, verhalen, toneelstukken en libretti. Vooral zijn biografieën van componisten genieten tot ver buiten de Oostenrijkse grenzen bekendheid. In 1922 schreef Décsey de biografie van Johann Strauss II, waarin een muzikale analyse van Die Fledermaus niet mocht ontbreken. Hier volgt een bloemlezing uit de honderd jaar oude, maar daarom niet minder frisse en smaakmakende doorlichting van Strauss’ meesterwerk.

Over de ouverture

‘De ouverture van Die Fledermaus is een zuivere potpourri, nogal gemakkelijk ingedeeld, een reeks van drie thema’s. (...) En toch is de Fledermaus-ouverture een repertoirestuk van alle orkesten tussen Kaapstad en Uppsala, en elke keer gonst het enthousiasme van het publiek door het theater wanneer het stuk losbarst. Waarom? Omdat het stuk een waterval van ritmisch plezier is.’

‘Het begin, met de korte, stotende akkoorden en de schuimende snelle noten van de violen en altviolen, is meteen typerend voor het hele stuk: champagnemuziek, die bij de liefhebbers visioenen oproept van fonkelende flûtes en parelende godendrank. Het eerste allegrothema is de polka uit de finale van het derde bedrijf: Alles, was dir Sorge macht, war ein Scherz von mir erdacht, waarmee de muziek een geestig-vrolijke symboliek tot uitdrukking brengt.'

Over het toneelinstinct van Stauss

‘Tekenend is het tweede bedrijf. Daar begroet het koor het feest bij Orlofsky met een polka (Ein Souper heut uns winkt). Deze Orlofsky-sfeer is hier niet nieuw. Wij hebben dit al gehoord: als achtergrond van het gefluister van Dr. Falke, die Eisenstein in het eerste bedrijf ervan overtuigt om naar het bal te gaan. Als een lichte ritmische verlokking betovert deze sfeer ook het kamermeisje Adele, terwijl ze de brief met de uitnodiging van haar zus leest. De sfeer (...) krijgt een parodistische betekenis in het derde bedrijf, waar zij de met zijn kater vechtende gevangenisdirecteur Frank uitlacht, en wel met een eigenzinnige fagotstem, die alle hoofdpijn en misselijkheid van de wereld verzamelt in een eentonig zuchten. Zo zweeft de polka als sfeerdragend herinneringsmotief door de gebeurtenissen, zonder dat zij uitdrukkelijk als dergelijk motief bedoeld is.’

‘Een ander bewijs is het beroemde melodrama in het derde bedrijf, een realistische psychologie van de morning-after. Een heer – de hoge hoed in zijn ogen, rok omhoog geknoopt – strompelt het gevangeniskantoor binnen. In de gedempte violen een lange, lange geeuw; in de altviolen verraderlijke, vinnige noten. De fagotten zeggen: mein schönes, großes Vogelhaus… – ha, het is gevangenisdirecteur Frank! Ooit heeft hij het vogelhuismotief zeer gedecideerd gezongen, maar dan in nuchtere toestand en in een ambtelijke situatie: toen hij als storende factor binnenkwam om zijn gevangene Eisenstein te halen. (...) Nu parodieert het motief de waggelende man, tot een wals hem in z’n armen neemt en hem rondsleept – in de hoge ligging klinkt de altviool met de fluit ietwat beneveld –: ha, welch ein fest, welche Nacht voll Freud! Hij komt tot bezinning… daar staat de werkelijkheid… Een laatste verleidingswals, de Orlofsky-polka als in een droom, laat hem eindelijk zacht inslapen op een wiegende cellobas.’

Johann strauss fledermaus titelblatt 100 h 272 v img 16 9 xl w 483 d14a9968b6314b64cbfb1fbee8edfee50e8c00e5

Over de muzikale uitwerking van de personages

‘Strauss (...) gaf niet elk personage een ritmisch profiel; toch zijn het levende figuren geworden. De mooi zingende Alfred (...) krijgt een romance-toon in C en 6/8 mee; het beroemde drinklied Glücklich ist, wer vergisst, een polka-mazurka, verguldt zijn domme lichtzinnigheid en maakt van Alfred een kostelijke parodie op zichzelf. De cholerieke Eisenstein kan zich uitleven in de onstuimige polka in D, waarvan de thema’s door de lucht geslingerd worden zoals de papieren van zijn idiote advocaat Dr. Blind. Het kamermeisje Adele stelt zich voor met een lange coloratuurlach, een stijl die echter beperkt blijft tot deze passage en verder in het werk niet meer in haar partij voorkomt, wellicht omdat zij niet het hoofdpersonage is. Dat is namelijk Rosalinde, de lieveling van de componist. Als Eisenstein afscheid neemt, smelt zij weg in de krokodillentranen van een romance in kleine terts, begeleid door het snikken van de violen. Wanneer Frank haar met Alfred betrapt, speelt zij de beledigde ziel met een gefingeerde wat-denkt-u-wel-verontwaardiging en verdedigt ze haar deugdzaamheid met grote gebaren als ware zij Norma – terwijl haar minnaar brutaal naast haar blijft zitten.’

‘Orlofsky, de centrale figuur van het tweede bedrijf, vertegenwoordiger van het mondaine tijdverdrijf, exotische boulevardbewoner, een 19e eeuwse bon-vivant die naar Toergenjev ruikt, is geschilderd op de manier waarop men aan vrienden een verhaal vertelt over een interessant persoon die men op reis heeft leren kennen. In de geurige inleiding doet de polka ons reeds watertandend verlangen naar het Orlofsky-souper. Nu komt hij zelf op en zingt een couplet vol biografische kleurenrijkdom. De harmonie van het tussenspel (...) lijkt uit de Russische liturgie te komen en het refrein brengt met zijn opzettelijke ritmische lompheid het halve barbarendom aan het licht: bei uns ist das so Sitte… De instrumentatie versterkt het exotische element: de pianissimo-trombones, het zachte gesis van de tamboerijn, de lage, door de neus sprekende hobo, de kort invallende aristocratische trompetten: de gedistingeerde vreemdeling staat er, het madeira drinkende zieltje dat Strauss dikwijls genoeg ontmoette in zijn dagen in Pawlowsk in Rusland. De librettisten hebben Orlofsky’s kinderlijke spilzucht nog geaccentueerd door er een travestierol van te maken, en na het couplet laat de spanning van het publiek de figuur niet meer los.’

Johann Strauss Operetta Fledermaus

Over de finale van het tweede bedrijf

Die Fledermaus zou niet van Johann Strauss en geen uit een orgiastisch gevoel geboren meesterwerk geweest zijn, als de tweede finale er niet was. Na al de onbekommerde vrolijkheid bereikt het werk hier eenzame hoogten en overtreft het libretto en librettisten.’

‘Het doek valt. Wij moeten terug naar de gevangenis van het leven, waaruit de dionysische componist ons bevrijd heeft. Het lijkt ons amusanter als in de muffe lucht van die gevangenis ergens een wals zou hangen en in een hoekje iemand zou neuriën van Ha, welch ein Fest, welche Nacht voll Freud’! (...) De dionysische stem van Die Fledermaus werd bij de première op 5 april 1874 nauwelijks gehoord. Wat korybiantisch is, vond men aardig en niemand besefte dat het operettegenre – oorspronkelijk een clownesk intermezzo tussen de bedrijven van een ernstige opera – hier een bevrijdende laatste vorm had gevonden en haar luisteraars het kostbare goed van de lach had geschonken. Wie de pijn en de smart van het bestaan door een glimlach afweert, wie in alle verwikkelingen het komische van de dingen ontdekt en weet dat alles, alles voorbijgaat, behoudt zijn onverkalkte aders en gelukzalige zenuwen.’

Die fledermaus strauss iij large

ONTDEK DIE FLEDERMAUS

Uit: Ernst Décsey, Johann Strauss. Deutsche Verlag Anstalt, Stuttgart - Berlin 1922. Vertaling: Andrej Smorscek, voor het programmaboek van Die Fledermaus van De Vlaamse Opera, seizoen 1993-1994.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Volg ons