'Ik studeer niet alleen thuis, maar ook in mijn auto. Wanneer ik naar de opera rij, speel ik op het mondstuk dat in mijn broekzak zit. De weggebruikers rondom me kijken wel eens raar, maar zo ben ik opgewarmd als ik aankom. Slechte lippen hebben, dat is het ergste wat een trombonist kan overkomen. Je kunt beter rekening houden met wat je de avond voor een concert eet. Ik ben verzot op zoute nootjes, maar voor mijn lippen laat ik ze beter links liggen. Ik ben meestal een uur op voorhand aanwezig om in te spelen en enkele laatste trekjes door te nemen. Voor een moeilijk concert eet ik altijd vegetarisch en zonder ik me het liefst wat af. Ik zie zulke gewoontes als een vorm van mentale voorbereiding om in the zone van een optreden te komen.
Zodra je in de orkestbak zit, is het kwestie de focus te bewaren, want zelfs het simpelste trekje zou verkeerd kunnen aflopen. Als eerste trombonist neem je solopartijen voor je rekening, ben je aanvoerder van de trombones en fungeer je als bindmiddel tussen de andere koperblazers. Dat is spannend, maar in een orkestbak voel je je gelukkig wat minder bekeken. De angst om een foute noot te spelen verdwijnt. Verborgen onder het podium lijkt het alsof je fouten ook verscholen worden. Dat valse gevoel vermindert de stress en de kwaliteit verbetert. Doordat wij een maand lang dezelfde productie spelen, kennen we de muziek door en door en kunnen fantastische dingen ontstaan.'