‘Hop hop is een schop onder onze kont’
door Ilse Degryse / foto Koen Broos, ma 6 mei 2024
Intrigerend jaarthema, dat hop hop. Maar wat moet je je erbij voorstellen? Waar komt het vandaan en hoe zie je het terug in de voorstellingen dit seizoen? Artistiek directeur Jan Vandenhouwe geeft tekst en uitleg.
Jan, allereerst, waar komt hop hop vandaan?
Hop hop zijn de laatste woorden van de opera Wozzeck van Alban Berg, waarmee we het seizoen 24/25 afsluiten. De arme luis Wozzeck heeft net zelfmoord gepleegd, nadat hij eerst zijn vrouw Marie heeft gedood. Hun zoontje speelt wat met andere kinderen en neemt een stok om paard te rijden. Dan zegt hij de woorden: hop hop! Als toeschouwer heb je net een opera gezien waarin een harde, onmenselijke wereld is getoond. Je zou die slotscène kunnen interpreteren als een teken dat die wrede wereld blijft verder draaien en het kind hetzelfde lot te wachten staat als zijn ouders. Hop hop wordt dan een soort dadaïstische uitspraak, zoals de dichters na de Eerste Wereld-oorlog geen zinvolle woorden voor de gruwel meer konden vinden.
Of je kan hop hop lezen als een vertolking van het idee dat de wereld ook anders kán zijn. Berg omschreef het slot van zijn opera zelf alvast als ‘een appel aan het publiek’, een oproep om je aan de kant van de meest kwetsbaren te scharen. Berg was net uit de Eerste Wereldoorlog teruggekomen. Hij had daar de onmenselijkheid van het militaire apparaat gezien. Wozzeck stond voor hem voor het hele volk: het was Berg niet om een geval apart te doen, maar hij nam het op voor iedereen die het slachtoffer is van een systeem van onderdrukking.
De Duitse filosoof en musicoloog Theodor Adorno, die een leerling was van Berg, noemde Wozzeck ‘een absoluut perfect muzikaal werk, dat aandacht vraagt voor de boodschap van liefde die zonder voorbehoud de kant kiest van de menselijke wezens die het meeste in nood zijn’. Het is opvallend hoe Berg aan het einde van zijn Wozzeck – waarin hij met een extreme muziektaal een genadeloze wereld heeft geschetst – dan toch met dat groot orkest muzikaal aan de kant van het slachtoffer gaat staan. De tekst van Georg Büchner, waarop de opera is gebaseerd, was harder. Het mededogen en het gevoel voor empathie van Berg zijn er echt dankzij de expressieve kracht van zijn muziek.
̒Wozzeck is voor mij een voorbeeld van wat opera moet zijn, in de zin dat Alban Berg hierin de wereld in de ogen durft te kijken, die genadeloos toont zoals die is, maar niet bij de pakken blijft neerzitten'
Je noemt Wozzeck ‘de beste opera van de 20e eeuw’.
Ja, en puur muzikaal-dramaturgisch is het ook een mirakel. Alban Berg had nog nooit een opera geschreven. Dit was zijn eerste, en dan komt hij meteen met een meesterwerk waarin geen noot te veel staat. Alles klopt muzikaal en het heeft zo’n enorme impact.
Wozzeck is twee uur atonale muziek, maar ondanks alle extremiteiten was het meteen een groot succes. Het is een stuk dat altijd naar de keel grijpt, je komt op het einde oprecht ontroerd buiten. Bovendien is dit een van de eerste opera's in de geschiedenis waarin een kleine man centraal staat. En dan geen knecht zoals in Le nozze di Figaro, maar echt een verschoppeling die onderaan de sociale ladder bengelt en van elke kans verstoken is.
Wozzeck heeft wanen en lijkt psychotisch. Hij is enorm kwetsbaar.
Klopt, en Alban Berg identificeert zich totaal met die figuur. Dat hij een mens die zo breekbaar is centraal stelt in een opera, was radicaal en schokkend. Adorno zei daarover: ‘Geen muziek uit onze tijd was zo menselijk’, en hij noemde het ‘muziek van het reële humanisme’. Het slotbeeld van Wozzeck – de jongen die paardrijdt op een stok – is ook een symbool voor de kracht van de verbeelding. Dankzij zijn fantasie weet het kind van de catastrofe toch overeind te blijven. Er opent zich een perspectief op een andere wereld. Wozzeck is voor mij een voorbeeld van wat opera moet zijn, in de zin dat Berg hierin de wereld in de ogen durft te kijken, die genadeloos toont zoals die is, maar niet bij de pakken neer blijft zitten. De hop hop is een schop onder onze kont.
Iets vergelijkbaars zien we in Intolleranza 1960, de eerste opera van Luigi Nono.
Ook dat stuk is een oproep om aan de slag te gaan. Het is het meest politieke werk van Luigi Nono, die ook muzikaal de erfgenaam was van de Weense school met Berg, Webern en Schönberg – die laatste was overigens zijn schoonvader.
Je noemt het een radicale aanklacht.
Dat, én een verdediging van de menselijke waardigheid. Het is een vlammend protest tegen intolerantie en onderdrukking. We volgen het verhaal van een emigrant die terugkeert naar huis en te maken krijgt met allerlei protestbewegingen en (politie)geweld. Hij wordt opgesloten in een concentratiekamp en eens hij daaruit is ontsnapt, roept hij op tot revolte. Het stuk eindigt met een overstroming, dus het ecologische thema is ook al aanwezig. Het is boeiend te weten dat de voorstelling destijds bij de première werd verstoord door Italiaanse fascisten, die ‘Viva la polizia’ riepen bij de folterscène. Dat resoneert met de wereld vandaag, waarin we opnieuw de polarisering en verharding overal zien toenemen. We leven in een tijd van oorlog, geweld, grenzen die sluiten en intolerantie die wild om zich heen grijpt. Dat zijn geen nieuwe problemen, integendeel, ze zijn eeuwenoud. Wij brengen voorstellingen die daarover gaan.
Om moedeloos van te worden…
Totaal niet. Het mooie van grote kunstwerken is dat ze toch vaak perspectief bieden op een uitweg of een mogelijkheid suggereren om ermee om te gaan, dankzij dus de verbeelding. Om het met de woorden van Johan Simons, die Wozzeck voor ons regisseert, te zeggen: ‘Je hebt geen kans, dus grijp ze.’ Vaak roepen die werken ook nieuwe vragen op, en ik denk dat dat ook onze taak is bij Opera Ballet Vlaanderen.
Biedt Intolleranza 1960 die hoop ook?
Intolleranza 1960 is zeker geen klaagzang. Nono suggereert een uitweg op het einde van zijn opera. Het is, zo zegt hij zelf, een taak voor ons allemaal om een positief antwoord te blijven formuleren. De slotboodschap die Intolleranza 1960 aanreikt, is: leef en wees waakzaam.
Het is de bedoeling dat het publiek de agressie die in Intolleranza 1960 zit ook echt voelt.
Dat is het bijzondere aan de voorstelling in de regie van Benedikt von Peter: het publiek wordt deel van een collectieve ervaring. Toeschouwers zitten mee op het podium met het koor, een deel van het orkest zit onder het publiek, een ander deel zit in de toneeltoren. De muziek dringt dus letterlijk fysiek bij je binnen, je zit echt in het verhaal. Voor de anderhalf uur die de voorstelling duurt, ontstaat echt een gemeenschap, wat emotioneel en pakkend is.
Even terug naar de kracht van de verbeelding waar je het over had. Ook muzikaal verkennen we dit seizoen nieuwe werelden.
Dit seizoen is een ode aan kunstenaars die totaal nieuwe werelden hebben bedacht. In alle stukken zit een vernieuwende energie die ons blijft inspireren. Er staan verschillende werken op het programma die in hun eentje de loop van de muziekgeschiedenis in een andere richting hebben geduwd. Met Iphigénie en Tauride heeft Christoph Willibald Gluck tien jaar voor de Franse Revolutie (1789) de stap gezet van barok naar klassiek, van het ancien régime naar een nieuw burgerlijk tijdperk. Der Freischütz is dan weer het eerste meesterwerk van de Duitse Romantiek. Componist Carl Maria von Weber vindt hier allerlei klanken uit voor het onderbewustzijn, voor emoties zoals angst en eenzaamheid, voor de nacht. Met Salome heeft Richard Strauss het tonale, westerse muzieksysteem tot zijn verste grens geduwd.
We trappen het operaseizoen af met Madama Butterfly, een publiekslieveling. Waarin schuilen daar de nieuwe energie en het hop hop?
Madama Butterfly is een van de grootste titels uit het repertoire, maar tegelijk een van de meest problematische werken om vandaag te brengen. Het is het verhaal van een Japans meisje dat hopeloos verliefd is op haar Amerikaanse echtgenoot, die haar samen met zijn huis heeft gekocht. Ze zit vrij naïef op zijn terugkeer uit Amerika te wachten, tot hij verschijnt met zijn nieuwe vrouw om zijn kind op te halen. Het werk is een koloniale constructie. Het vereenvoudigt het beeld van de ander – ook muzikaal met Japans klinkende melodietjes – maar het is wel een meesterwerk van fantastisch georkestreerde muziek met vaak verrassende harmonieën dat keer op keer ontroert. De hop hop zit in de hedendaagse lezing die regisseur Mariano Pensotti hiertegenover plaatst. Hij brengt een uitgepuurde regie die het verhaal ontdoet van anekdotiek en exotisme. Hij biedt een diepgaande reflectie over wat identiteit is en hoe we die construeren door de blik van de ander.
Mariano Pensotti is een gevestigde naam in de theaterwereld, net zoals Johan Simons en Christoph Marthaler. De Spanjaard Rafael R. Villalobos, die Iphigénie en Tauride regisseert, is dan weer een aanstormend talent.
Rafael R. Villalobos leerde ik kennen als laureaat van de prestigieuze Ring Award voor jonge operaregisseurs. Hij herinnert ons er in zijn regie aan dat het verhaal van Iphigeneia zich afspeelt op de huidige Krim, Oekraïne dus. In zijn decor verwijst hij naar het theater van Marioepol, waar mensen voor de bommenregen van Poetin schuilden. Villalobos toont het theater als een toevluchtsoord weg van alle vormen van barbarij, niet alleen het gebouw zelf maar ook de kunstvorm. Het is de plek waar de democratische waarden letterlijk op de scène verdedigd worden. Hij brengt een humanistische lezing van Iphigénie en Tauride en toont het universele van een tragische geschiedenis en hoe een familie de destructie van oorlog aan den lijve ondervindt.
Met Ersan Mondtag zien we een oude bekende terug. Hij regisseert Salome van Richard Strauss naar een toneeltekst van Oscar Wilde. Kunnen we opnieuw zo’n kleurrijke, overspannen wereld verwachten zoals in Der Schmied von Gent en Der Silbersee?
Helemaal. Ik ben natuurlijk blij dat we Ersan Mondtag ontdekt hebben als operaregisseur. Hij wordt vandaag in zowat alle grote huizen gevraagd. Zijn bonte, expressionistische wereld past perfect bij het decadente universum van Salome, waarin werkelijk geen enkel personage sympathiek is. De ondergangsstemming in dat stuk resoneert opnieuw sterk met een onbehagen dat we vandaag allemaal voelen. Net als voor Der Schmied von Gent werkt Mondtag opnieuw samen met onze chef-dirigent Alejo Pérez, die een internationaal gevierd Strauss-interpreet is.
Er mag ook gelachen worden: daarvoor zijn we bij Christoph Marthaler en zijn regie van Der Freischütz aan het juiste adres.
Der Freischütz heeft in Duitsland een beetje een bestoft imago door het nogal ongeloofwaardige verhaal over een jager die een pact sluit met de duivel om beter te kunnen schieten – tijdens een wedstrijd en ook in de liefde. (lacht) Romantiek kan snel omslaan in een karikatuur en het libretto van Der Freischütz heeft een hoog tralala-gehalte. Precies daarom is Christoph Marthaler de ideale regisseur. Hij legt fijntjes de absurditeit van de kleinburgerlijke wereld in de schietvereniging bloot. Het is een pertinente en actuele satire op een benepen nationalistische wereld en tegelijk toont hij de eenzaamheid van de mensen daar. Zoals altijd vindt Marthaler de juiste balans tussen humor, diepgang en emotie. Ik vind hem een van de belangrijkste operaregisseurs van de laatste decennia – hij is zelf ook muzikant dus hij begrijpt de muziek door en door. Ik ben zeer blij dat hij bij ons te gast is.
Over naar het ballet en naar Romeo en Julia van Sergej Prokofjev, het ultieme liefdesverhaal, maar met een politieke inslag.
Prokofjev keerde na een verblijf in de Verenigde Staten in 1936 terug naar de Sovjet-Unie en probeerde daar een publiek te vinden. In zijn muziek voor Romeo en Julia licht hij naast het tijdloze liefdesverhaal de politieke kant van het verhaal uit en verklankt hij met name de horror en de destructie die de familievete teweegbrengt. Romeo en Julia is een van de populairste balletpartituren van de 20e eeuw. We hebben aan de Spaanse choreograaf Marcos Morau gevraagd om die radicaal naar het hier en nu te brengen. Hij werd vorig jaar nog door het tijdschrift tanz bekroond tot choreograaf van het jaar en oogstte in de Opera van Lyon een groot succes met zijn versie van Tsjaikovski's Doornroosje. Marcos Morau creëert voor Romeo en Julia een visueel verbluffend universum, waarin zowel het gewelddadige als het utopische potentieel van Prokofjevs partituur door ons volledige balletgezelschap in dans wordt omgezet.
̒De muziek van Steve Reich heeft Anne Teresa De Keersmaeker tot misschien wel haar absolute meesterwerk geïnspireerd. Ze leverde met Rain een echte cultvoorstelling af’
Een klepper in ons balletprogramma is Rain van Anne Teresa De Keersmaeker op muziek van Steve Reich.
Met Rain bevinden we ons alweer in een totaal nieuwe en vernieuwende muzikale wereld. Steve Reich moedigt toehoorders met zijn minimal music aan in te zoomen op de kleinste muzikale verschuiving, waardoor je echt op een andere manier gaat luisteren. In plaats van muziek opgebouwd rond melodieën, akkoorden en thema’s is deze muziek als een landschap, een omgeving waaruit golven van geluid en beweging tevoorschijn komen en weer in verdwijnen. Die muziek heeft Anne Teresa De Keersmaeker tot misschien wel haar absolute meesterwerk geïnspireerd. Ze leverde met Rain in 2001 een echte cultvoorstelling af. Het is een parel – ook door de kostuums van Dries Van Noten en de scenografie van Jan Versweyveld – en ik ben oprecht trots dat we hiermee opnieuw een werk van Anne Teresa aan het repertoire van Opera Ballet Vlaanderen kunnen toevoegen.
Wie ook een cultvoorstelling heeft gemaakt, is Gisèle Vienne met Crowd.
Klopt, typ haar naam in op de website van grote kranten zoals The New York Times of The Guardian en je vindt profielstukken waarin ze overgoten wordt met lof en complimenten. Gisèle Vienne is een Frans-Oostenrijkse choreografe die met haar werk op alle grote kunstenfestivals staat. Crowd is een extatische voorstelling en toont een rave die afloopt aan het einde van de nacht, op elektronische muziek dus. Vienne brengt voor de eerste keer een van haar werken met een ander dansgezelschap dan dat van haarzelf. Ze gaat Crowd met onze balletdansers ook echt hercreëren.
Onze Vonk-programmering ten slotte is doordrongen van de hop hop-gedachte. Kan je daar in een notendop iets over vertellen?
Het vertrekpunt van Barzakh van Thomas Bellinck is dat in opera’s wel vaak criminele feiten worden getoond en gevangenen ten tonele worden gevoerd, maar dat dat weinig tot niets van doen heeft met de realiteit vandaag. Daarom ging hij tijdens workshops in de gevangenissen van Gent en Antwerpen aan de slag met de mensen in detentie zelf. Het vertrekpunt daarbij is wel het operarepertoire. Het mooie is dat zij, die door de maatschappij niet echt gezien worden, als medemakers over alles hun stem mogen laten horen. Het libretto, de muziek, de kostuums, het licht: daarover hebben ze allemaal beslissingsrecht. In NOW WE ARE EARTH buigt de Nederlandse theatermaakster Nicole Beutler zich over de voorthollende klimaatcrisis. In goeie Vonk-traditie belooft die voorstelling een totaalkunstwerk te worden, met een nieuw stadskoor en een belangrijke rol voor het publiek.