Jeroen Verbruggen, choreograaf van Die sieben Todsünden

Een portret in vijf hoofdstukken

wo 8 nov 2023

DSC 3314

De Vlaamse choreograaf Jeroen Verbruggen zet – na illustere voorgangers zoals George Balanchine en Pina Bausch – zijn tanden in Die sieben Todsünden van Kurt Weill en Bertolt Brecht. Trouwe OBV-bezoekers kunnen Verbruggen kennen van zijn betoverende creatie Ma Mère l’Oye uit 2016 op muziek van Ravel. Vandaag is hij een gevraagd choreograaf in heel Europa. Een portret in vijf hoofdstukken.

DANSER

Toen Jeroen Verbruggen 11 was, zette hij zijn eerste pasjes in jazzdance. Het dansvirus had hem al snel in zijn greep en hij deed auditie bij de Koninklijke Balletschool in Antwerpen. Naar eigen zeggen was het hem aanvankelijk vooral om het ene uurtje jazz te doen, de balletlessen moest hij er maar bij nemen. Gaandeweg sloeg dat helemaal om en in 2000 waagde hij zijn kans op de Prix de Lausanne, een van de meest vooraanstaande concours voor balletdansers. Hij kaapte er de zilveren medaille én de publieksprijs weg. Na dat succes voegde Verbruggen zich voor twee jaar bij ons gezelschap. Als danser van Ballet Vlaanderen was hij bijvoorbeeld te zien in Jan Fabres Het zwanenmeer; een voorstelling met een creatieproces dat een diepe indruk op hem zou nalaten. Na een tussenstop bij het Ballet d’Europe in Marseille sloot Verbruggen zich in 2004 als eerste solist aan bij de rangen van Les Ballets de Monte Carlo, destijds geleid door Jean-Christophe Maillot. In datzelfde jaar werkte hij er mee aan Sidi Larbi Cherkaoui’s eerste wereldcreatie voor een klassiek balletgezelschap: In Memoriam. Ook die creatie zou bepalend blijken voor Verbruggens verdere loopbaan. Met Maillot en zijn gezelschap voelde Verbruggen een sterke artistieke verwantschap en ze zouden zo’n tien jaar intensief samenwerken. Maillot kent ons publiek overigens nog van zijn iconische Faust, die ons gezelschap in 2017-2018 met veel bijval op de planken bracht.

DSC0827nb
Kill Bambi

Verbruggen heeft de grootste verhalende balletten onder handen mogen nemen, van Pulcinella tot Doornroosje en De vuurvogel. In het verlengde van die narratieven zoekt hij meer en meer de dramatiek van muziektheater op.

EERSTE CHOREOGRAFIEËN

Creëren in de studio, dat was wat de jonge Verbruggen dreef. Een bestaand stuk aanleren prikkelde hem veel minder. Zo wist hij al tijdens zijn danscarrière dat hij choreograaf wilde worden, al moest hij de weg daarnaartoe op dat moment nog vinden. In 2001 werd hij tweede op de Eurovision Competition for Young Dancers in Londen met zijn zelfgecreëerde solo Hyperballad. Verdere eerste stappen als choreograaf zette hij binnen een VRT-project (Vervlogen, 2001) en hij maakte een solo Jack(L)in the Box voor het Monaco Dance Forum. Ook op de vele avonden voor aanstormende choreografen van Les Ballets de Monte Carlo kon Verbruggen zijn kunstenaarschap aanscherpen. Het langverwachte kantelpunt kwam er in 2012. Jean-Christophe Maillot gaf hem de opdracht tot zijn eerste productie voor Les Ballets de Monte Carlo. Het eigenzinnige resultaat was Kill Bambi in samenwerking met het Parijse modehuis On aura tout vu, een wervelend en meeslepend stuk van een klein half uur. Verbruggen beschreef later dat hij – hoewel hij zichzelf niet obsessief zou noemen – vóór die opdracht plots alsmaar Bambi’s opmerkte: in magazines, in het straatbeeld, overal. Al die impulsen vergden een artistieke vertaalslag en dus koos hij Bambi als metafoor voor de weg naar volwassenheid. In de voorstelling zouden twee belangrijke kiemen voor Verbruggens latere werk besloten liggen. Enerzijds was er de thematiek van het opgroeien, coming of age, wat een rode draad zou blijken in een aantal van zijn volgende werken. Anderzijds had Verbruggen een vruchtbare werkmethode gevonden: één sterk symbolisch geladen concept maakt hij tot zijn vertrekpunt, tot het middelpunt van een web van associaties die vanuit hetzelfde idee vertrekken.

AMOR PSYCHE HP maximilianborchardt 4
Amor & Psyche - Maximilian Borchardt

DE NOTENKRAKER

Kill Bambi was een succes en in de daaropvolgende jaren zou Verbruggen nog vaak terugkomen als choreograaf bij de Monegaskische compagnie. In 2014 was hij toe aan hét proefstuk voor choreografen: zijn eerste avondvullende werk. Voor het vermaarde Ballet du Grand Théâtre de Genève herinterpreteerde Verbruggen de klassieker der klassiekers: De notenkraker. Opnieuw deed hij een beroep op de intrigerende, visuele universa van On aura tout vu. De productie was een voltreffer en zou jarenlang tot het repertoire behoren van het tourende gezelschap. Zo maakte een groot, internationaal publiek (zelfs dat van het Dance Open in Sint-Petersburg) kennis met Verbruggens werk. Dat was de laatste bevestiging die hij nodig had. Vanaf toen zou hij zich uitsluitend wijden aan zijn carrière als choreograaf. Ook met het Ballet du Grand Théâtre de Genève bouwt Verbruggen aan een langdurige relatie. Na De notenkraker werd hij in 2016 teruggevraagd om zijn eerste double bill te presenteren onder de noemer Ba/rock, bestaande uit Iris en Vena Amoris. Twee jaar geleden nog hernam hij er zijn Massâcre ANON.

20 21 GTG Le Sacre2 PG 20210521 Gregory Batardon 012
Le Sacre - Grand Théâtre de Genève - Gregory Barardon

MA MÈRE L’OYE

In heel Europa gingen deuren voor Verbruggen open, zo ook bij ons. Sidi Larbi Cherkaoui had Verbruggens traject gevolgd sinds hun samenwerking bij Les Ballets de Monte Carlo. Toen hij in 2015-2016 zijn eerste seizoen als artistiek directeur van het Ballet van OBV inrichtte, besloot hij Verbruggen voor te stellen aan het Antwerpse, Gentse en Brugse publiek met een programma rond de componist Maurice Ravel. De avond bestond uit de iconische Boléro van Maurice Béjart en wereldcreaties van Cherkaoui zelf (onder de titel Exhibition) en van Jeroen Verbruggen. Die laatste liet zijn oog – of beter, zijn oor – vallen op Ravels betoverende Pavane pour une Infante défunte en zijn Ma Mère l'Oye, waaraan de productie zijn titel ontleende. Zijn inspiratie vond Verbruggen in het leven van koningin Fabiola, maar de uiteindelijke voorstelling oversteeg het biografische, het anekdotische en het politieke. Wie het wist, zag het; wie het niet wist, zag een soort sprookje. Samen met decor- en kostuumontwerper Tim Van Steenbergen schiep hij een magisch-realistische wereld waarin de toeschouwer een liefdesverhaal zag van een koninklijk koppel met een diepe, spirituele connectie. Op de weemoedige tonen van de Pavane blikte Verbruggen met een pas de deux van het vorstenpaar terug op hun levenswandel, abrupt verstoord door de dood van de koning. In het daaropvolgende Ma Mère l’Oye zocht de achtergebleven koningin naar een nieuwe, haast transcendente invulling van haar liefde. Wie de creatie of de herneming in 2017-2018 zag, herinnert zich ongetwijfeld het slotbeeld: op Ravels feeërieke eindklanken en in het fonkelende licht van een levensgrote spiegelbol werden de twee geliefden eindelijk herenigd, voor de eeuwigheid.

Ma Mère L Oye Productiebeeld 1
Ma Mère l’Oye

DIE SIEBEN TODSÜNDEN

Inmiddels, in 2023, zijn de avondvullende balletten van Jeroen Verbruggen al lang niet meer op een hand te tellen. In heel Europa is hij een gevraagd choreograaf. Buiten zijn uitvalsbasis in Frankrijk creëerde hij bijvoorbeeld al voor de Nationale Balletten en Danscompagnies van Wales, Finland en Slovenië en voor een resem aan grote Duitse en Zwitserse huizen en gezelschappen. Naast zijn eigen creaties heeft hij er de grootste verhalende balletten onder handen mogen nemen, van Pulcinella tot Doornroosje of van La Fille mal gardée tot De vuurvogel. In het verlengde van die narratieven zoekt Verbruggen in zijn werk ook meer en meer de dramatiek van muziektheater op. Samen met regisseur Tobias Kratzer heeft hij de afgelopen twee jaar al voor verschillende operaproducties mogen tekenen. Hun eersteling, Gioacchino Rossini’s Moïse et Pharaon, werd op het prestigieuze Festival d'Aix-en-Provence boven de doopvont gehouden, om vervolgens Lyon en Madrid aan te doen. Eerder dit jaar ging hun nieuwe productie van Richard Strauss’ Arabella in première in de Deutsche Oper in Berlijn. Op uitnodiging van Opera Ballet Vlaanderen neemt Verbruggen nu de tweede helft van de eindejaarsproductie Petroesjka/Die sieben Todsünden voor zijn rekening. In dit enigmatische ballet chanté, dat het midden houdt tussen een narratief ballet en een opera, volgen we twee zussen op hun reis door de Verenigde Staten. Componist Kurt Weill zag in Die sieben Todsünden de kroon op zijn Europese carrière en zijn bruisende partituur zit dan ook vol humor en genre-overschrijdende knipogen. Nu eens waant de luisteraar zich in Dixieland, dan weer hoort hij een barbershop-kwartet of invloeden uit het cabaret. Librettist Bertolt Brecht drukte dan weer zijn stempel met een gelaagde tekst over de zoektocht naar fortuin en de valkuilen op weg daarnaartoe. Na illustere voorgangers zoals George Balanchine en Pina Bausch zet Jeroen Verbruggen zijn tanden in dit te weinig opgevoerde, satirische meesterwerk vol lichte komedie en duistere zondigheid.

ONTDEK PETROESJKA / DIE SIEBEN TODSUNDEN

Dit artikel verscheen ook in het OBV- magazine 16

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Volg ons