MARIE JACQUOT Le nozze di Figaro is de laatste van de grote zeven Mozart-opera’s die ik nog moet dirigeren. Ik moet en wil dit werk dus absoluut leren kennen. Met zijn muzikale taal ben ik wel al vertrouwd, al is Le nozze di Figaro volgens velen – zeker als je het aan muzikanten vraagt – zijn beste. Bij mij staat Idomeneo op dit moment nog op nummer één, maar wie weet komt daar binnenkort verandering in. Mozart is, als je het mij vraagt, de moeilijkste operacomponist om te dirigeren. Zijn muziek is als een juweel. Ze schittert op zich en zodra je te veel vrijheid neemt, vertroebel je het meesterwerk. Als je moet werken met een orkest dat dit niet begrijpt, dat het ritme niet heeft, dan is alles wat je probeert storend. Als je daarentegen werkt met een orkest dat de muziek en de stijl doorheeft, vertolk je simpelweg de muziek en is alles perfect. Uiteraard moet dan het scenische nog komen en volgt misschien wel de grootste uitdaging: alles precies samenhouden. Bij Puccini is dat helemaal anders, bijvoorbeeld. Als niet iedereen perfect synchroon is, is dat geen gigantisch probleem. Bij Mozart wel. Daarom moet je Mozart benaderen als kamermuziek waarbij vliegensvlugge actie-reactie mogelijk wordt. Maar nu ben ik wel nieuwsgierig, Tom, hoe ben jij bij Mozart uitgekomen?
- Opera
- Interview
‘Ik zie mezelf als een kameleon: ik pas mij aan aan wat het project van me vraagt.’
wo 10 mei 2023
Hoe ver mag je gaan in de bewerking van een opera? En wat primeert: de muziek of de tekst? In de aanloop naar hun nieuwe productie van Le nozze di Figaro kruisten dirigente Marie Jacquot en regisseur Tom Goossens de degens. Met veel overeenstemming tot gevolg.
Wolfgang Amadeus Mozart en Lorenzo Da Ponte zijn geen onbekenden voor regisseur Tom Goossens. Daarvan getuigen zijn gevierde muziektheaterbewerkingen Don Juan, Così en Le nozze. Ook is Goossens beslist geen onbekende van Opera Ballet Vlaanderen: eerder maakte hij onder andere BANKET! De wraak op de MacBeths, Der Jasager en L’Heure espagnole. De jonge Française Marie Jacquot daarentegen komt – nadat ze de afgelopen jaren furore heeft gemaakt in bijvoorbeeld de Semperoper, de Komische Oper of het Gewandhaus – voor het eerst naar Vlaanderen en wel met de missie om haar Mozart-verzameling compleet te maken.
TOM GOOSSENS Voor mij begon dat allemaal toen ik acht jaar oud was. Mijn vader, een opera-fanaat, liet me toen voor het eerst zijn lievelingsopera Don Giovanni zien, in de tv-bewerking van Peter Sellars. Dat was mijn eerste opera-ervaring en ik was gefascineerd door de muziek. Later kreeg ik de partituur, zodat ik verschillende cd-opnamen op papier kon volgen. Weer wat later herinner ik mij betoverd te zijn geweest door Cecilia Bartoli, nadat ik haar had gehoord in de opname van Nikolaus Harnoncourt. Die eerste zes jaar heb ik naar geen enkele andere opera geluisterd, alleen naar Don Giovanni. Vanaf mijn veertiende, toen ik zelf verliefd begon te worden, ging ik mij plots ook in het verhaal en in personages als Elvira herkennen.
MARIE Ik heb al van veel regisseurs gehoord dat komedie het moeilijkst is. Denk jij daar ook zo over?
TOM Ja, ik denk het wel. Door mijn theaterbewerkingen weet ik dat taal daarbij ook een erg belangrijke factor is. Humor werkt nu eenmaal beter in de taal van je publiek. Om vandaag de lach te genereren is de connectie met je publiek extreem belangrijk. Het werkt het best als het publiek zich met de uitvoerder in hetzelfde moment voelt leven. Als de operazanger ontkent dat die opera zingt, verliest die al een bepaalde eerlijkheid.
We hebben daarom grondig nagedacht over hoe we zo genereus mogelijk kunnen zijn, zodat een sterke connectie tussen de spelers en het publiek mogelijk wordt. Wie al eens op het vijfde balkon heeft gezeten, weet bijvoorbeeld dat de lijst boven het podium je zicht soms afsnijdt waardoor je de achterwand niet kunt zien. We hebben daarom een uitvoerig onderzoek gedaan naar de zichtlijnen, zowel in Gent als in Antwerpen. We zijn op alle mogelijke plaatsen gaan zitten in de zaal, van de parterre tot de loges, van het eerste zijbalkon tot de allerhoogste rijen. En vanop al die mogelijke stoelen hebben we telkens met onder anderen scenograaf Sammy Van den Heuvel en technisch ontwerpster Eva Florizoone vastgesteld wat we wel of niet konden zien. Zo hebben we een speelvlak op de scène afgebakend dat voor iedereen zichtbaar is, de grootste gemene deler. Dat blijkt een smalle, wigvormige strook te zijn die over het midden van het podium loopt. Daar zullen we de centrale handeling laten plaatsvinden, zodat iedereen in de hele zaal het hele verhaal kan volgen. Dat is het algemene uitgangspunt van onze productie: niet zozeer ‘welk idee kan ik bovenop het bestaande materiaal leggen?’, maar wel ‘hoe ontsluiten we zo goed mogelijk de rijkdom die er al is?’. Ik zal nog niet alles verklappen, maar dat is een richtlijn die echt elk lid van het artistieke team heeft gevolgd.
MARIE Het klinkt misschien vanzelfsprekend, maar ik interpreteer ook wat er is. Je kunt stiller of luider spelen, een accent hier of daar leggen, dat is interpretatie. Maar ik wil het stuk niet herschrijven en ik wil al helemaal niks ‘nieuws’ maken alleen omdat we zo nodig nieuw willen zijn. Ik erken dus dat ik een interpretator ben, maar ik probeer wel altijd te doen wat er geschreven staat. Er zijn ook dirigenten die er hun ideeën bovenop leggen, ik probeer de compositie te dienen. Wat de komedie betreft: ik heb het gevoel dat veel voor mij afhangt van de interactie met het podium, met de regie en de zangers en acteurs. Wat geven die mij en wat geven ze niet en wat kan ik hun geven? Al doende zullen we ontdekken waar ik met het orkest de komedie kan onderstrepen. Ik zie mezelf als een kameleon: ik pas mij aan aan wat het project van me vraagt.
TOM Helemaal mee eens. Ons devies ‘werken met wat gegeven is’ wil trouwens niet zeggen dat we een museale uitvoering nastreven waarin alles historisch accuraat is. Nee, wij maken – zoals dat gebruikelijk is – ook coupures of vertalen zelfs de rollen van Bartolo en Marcellina naar het Nederlands, maar die veranderingen komen nooit voort uit onze ego’s of uit onze eigen intellectuele theorieën of iets dergelijks. Ik hoop dat dit niet arrogant klinkt, maar soms moet je juist niet alles klakkeloos uitvoeren om het werk beter tot zijn recht te laten komen. Het publiek van vandaag is anders dan dat in de tijd van Mozart en Da Ponte. Vandaag zijn andere dingen grappig dan toen, dat is gewoon zo. Ook is de oorspronkelijke Figaro-trilogie van toneelschrijver Pierre Beaumarchais nu waarschijnlijk minder goed gekend. In 1783 ging Giovanni Paisiello’s operabewerking van het eerste deel, Il barbiere di Siviglia, in Wenen in première en in de jaren die volgden werd de opera meer dan honderd keer opgevoerd. Toen Mozart en Da Ponte in 1786 in Wenen met hun Le nozze di Figaro op de proppen kwamen, moet het voor toeschouwers duidelijk geweest zijn dat dit het tweede deel uit de Figaro-trilogie was. Ze kenden de personages, hun voorgeschiedenis, en zaten dus met voorkennis en andere verwachtingen in de zaal. Als je nu bijvoorbeeld wil dat het openingsrecitatief van Bartolo en Marcellina – dat voortborduurt op wat in het eerste deel is gebeurd – op dezelfde manier werkt, moet je dingen gaan aanpassen. Daarom heb ik ervoor gekozen hun rollen, de twee meest komische personages uit Le nozze di Figaro, te vertalen naar het Nederlands en te laten spelen door topacteurs: Eva van der Gucht en Stefaan Degand. Het publiek wil het verhaal begrijpen en dat begrip moeten wij hun gunnen. Op zo’n moment is herschrijven dus niet ontrouw zijn aan het origineel. Integendeel, je bent trouwer dan wanneer je het niet zou doen. Wat denk jij?
MARIE Ja, we mogen niet vergeten dat wij in een andere tijd leven en dat we ons daaraan moeten aanpassen. De toeschouwer van vandaag is gewend aan films waarin voortdurend en bliksemsnel gewisseld wordt tussen shots, het tempo ligt erg hoog en we worden ongeduldig als iets te lang uitgesmeerd wordt. Die directheid moeten wij ook nastreven.
TOM Alles wijst erop dat dat ook precies is wat Mozart probeerde te doen. Hij was vormelijk zo sterk en slaagde er briljant in om het publiek voortdurend te prikkelen en te verrassen.