MARIE JACQUOT Le nozze di Figaro is de laatste van de grote zeven Mozart-opera’s die ik nog moet dirigeren. Ik moet en wil dit werk dus absoluut leren kennen. Met zijn muzikale taal ben ik wel al vertrouwd, al is Le nozze di Figaro volgens velen – zeker als je het aan muzikanten vraagt – zijn beste. Bij mij staat Idomeneo op dit moment nog op nummer één, maar wie weet komt daar binnenkort verandering in. Mozart is, als je het mij vraagt, de moeilijkste operacomponist om te dirigeren. Zijn muziek is als een juweel. Ze schittert op zich en zodra je te veel vrijheid neemt, vertroebel je het meesterwerk. Als je moet werken met een orkest dat dit niet begrijpt, dat het ritme niet heeft, dan is alles wat je probeert storend. Als je daarentegen werkt met een orkest dat de muziek en de stijl doorheeft, vertolk je simpelweg de muziek en is alles perfect. Uiteraard moet dan het scenische nog komen en volgt misschien wel de grootste uitdaging: alles precies samenhouden. Bij Puccini is dat helemaal anders, bijvoorbeeld. Als niet iedereen perfect synchroon is, is dat geen gigantisch probleem. Bij Mozart wel. Daarom moet je Mozart benaderen als kamermuziek waarbij vliegensvlugge actie-reactie mogelijk wordt. Maar nu ben ik wel nieuwsgierig, Tom, hoe ben jij bij Mozart uitgekomen?
