Door de behandeling van de muzikale citaten als objets trouvés wordt de partituur vaak omschreven als ‘kubistisch’. Dat label kan je zeker plakken op het eerste en vierde tafereel van het ballet, waar we ons onderdompelen in een menigte en opgaan in het openbare leven. Wat Petroesjka ook revolutionair maakt, is het vermijden van een tonaal centrum. De muziek is vaak bitonaal: twee verschillende toonaarden klinken gelijktijdig. En op sommige momenten komt Stravinsky in de buurt van de atonaliteit van zijn Weense collega’s, Schönberg, Berg en Webern. In het begin van het vierde tafereel zou je de muziek als noise kunnen omschrijven: we verliezen als luisteraar elk gevoel van oriëntatie, net zoals we ons als toeschouwer in de mensenmassa verliezen. Het is een bewegend en vloeiend klankbeeld waarin we nauwelijks een metrum of beat onderscheiden.
![Petroesjka repetitiebeeld 3](https://cms.operaballet.be/assets/common/_640x360_crop_center-center_none/Petroesjka-repetitiebeeld-3.jpg?stamp=2310021338&tag=xs)