• Sleutelmoment
  • Muziek
  • Ballet

Het sleutelmoment van Field

Het verdriet van Sjostakovitsj

door Tom Swaak | leestijd: 6 min, di 22 okt 2024

2425 FIE repetitiebeeld FIELD Kirsten wicklund c Filip Van Roe OBV C07550

Het Achtste Strijkkwartet van Dmitri Sjostakovitsj krijgt een centrale rol in FIELD, de wereldcreatie van choreografe Kirsten Wicklund. Het is dan ook een meesterwerk – misschien wel een van de grootste kwartetten uit de muziekgeschiedenis – waarin woede, agressie en bovenal intens verdriet doorklinken. Waar kwamen die grote emoties bij de componist vandaan?

Voor FIELD stelde Kirsten Wicklund een intrigerend muzikaal programma samen. Naast een gloednieuwe soundscape van componist Jean Delouvroy en één deel (de ‘Melodia’) uit de Sonate voor viool solo van Béla Bartók is de muzikale hoofdrol weggelegd voor het Strijkkwartet nr. 8 in c van Dmitri Sjostakovitsj. De strijkers van het Symfonische Orkest van OBV lieten zich tijdens een eerste muzikale bijeenkomst ontvallen dat het een eer is dit werk te mogen spelen: ‘Dit is niet zomaar een kwartet, maar een absoluut meesterwerk.’

De geschiedenis geeft ze gelijk. Dit Achtste strijkkwartet wordt niet alleen gezien als een van de parels uit het oeuvre van Dmitri Sjostakovitsj, het geldt ook als een van de grootste kwartetten van de 20e eeuw en, bij uitbreiding, de hele muziekgeschiedenis. Al sinds de creatie in 1960 is het voor musici, critici en toehoorders duidelijk dat de muziek een aangrijpende verklanking is van woede, agressie en bovenal van verdriet. Het verhaal achter die emoties was lange tijd onduidelijk.

Fascisme

In de partituur staat boven het openingsdeel: ‘Ter herinnering aan de slachtoffers van fascisme en oorlog.’ Volgens het voorwoord van uitgever Hans Sikorski schreef Sjostakovitsj het kwartet in drie dagen tijd, tussen 12 en 14 juli 1960. Hij was toen op werkbezoek in Dresden om een vroege versie van de film Vijf dagen, vijf nachten van regisseur Leo Arnsjtam te zien. Sjostakovitsj had de opdracht gekregen om de film – die de geschiedenisboeken in zou gaan als de eerste coproductie tussen Oost-Duitsland en de Sovjet-Unie – te voorzien van muziek. In Vijf dagen, vijf nachten keert het communistische hoofdpersonage Erich Braun, vergezeld door het Rode Leger, in 1945 terug uit ballingschap naar zijn geboorteplaats. Braun treft zijn geliefde Dresden in ruïnes aan, de stad was enkele maanden tevoren ten prooi gevallen aan een bombardement van de geallieerden. Samen met Sovjetsoldaten probeert hij schilderijen van Rembrandt, Rubens en Vermeer onder het puin van de Gemäldegalerie Alte Meister vandaan te halen. De lokale bevolking wantrouwt de Sovjets aanvankelijk, maar de twee groepen vinden elkaar dankzij hun gedeelde liefde voor de kunst. De film, gecombineerd met de getuigenissen van slachtoffers van oorlog en fascisme, zo gaat het voorwoord bij de bladmuziek verder, vormde het onderwerp van Sjostakovitsj’ nieuwe kwartet.

In dit licht klinkt het vierde deel van het kwartet als een luchtaanval. Het is alsof je afweergeschut hoort, wanneer het Largo opent met luide, angstaanjagende salvo’s van de cello, altviool en tweede viool. Als dat geweld even bedaart, valt op dat de eerste viool de hele tijd dezelfde toon is blijven aanhouden, als een dreigend gezoem van naderend gevaar of als de pieptoon die in je oren blijft hangen na een luide knal. Verderop in dit deel klinken echo’s van het Dies irae en van een Russisch strijdlied over de gruwel van oorlog. En toch weet één prachtige, lyrische melodie de ellende en brokstukken te ontstijgen – al is het maar even. Het is een citaat uit de negende scène van Sjostakovitsj’ opera Lady Macbeth uit het district Mtsensk. De cello speelt de zoete zanglijn van het hoofdpersonage Katerina: ‘Seryozha, mijn lief! Eindelijk, ik heb je de hele dag moeten missen.’ Met die woorden zingt ze haar minnaar liefdevol toe nadat ze alles is kwijtgeraakt en vlak voordat hij haar zal inruilen voor een ander.

EHY5 TH
Dmitri Sjostakovitsj

DSCH

Toch moet het voor intimi van de componist al van in den beginne duidelijk zijn geweest dat achter de officiële uitleg van oorlogsleed een persoonlijkere tragedie schuil moest gaan. Volgens de overlevering van muziekcriticus Erik Smith kwam het legendarische Borodinkwartet vroeg in de jaren ’60 bij Sjostakovitsj thuis op bezoek. De musici wilden feedback op hun interpretatie en dus speelden ze hem het Achtste strijkkwartet voor. Na afloop bleek de toondichter niet in staat dergelijke wenken te geven: ineengezakt en met zijn hoofd in zijn handen zat hij onbedaarlijk te huilen. Stilletjes namen de strijkers hun instrumenten op en slopen ze de ruimte uit.

Dmitri Sjostakovitsj had enkele jaren eerder al een muzikale handtekening ontwikkeld die hij nu eens opzichtig dan weer tersluiks in sommige van zijn eerdere composities had verwerkt. Die muzikale handtekening is in musicologische kringen bekend als het DSCH-motief. Als je de Russische initialen van Dmitri Sjostakovitsj, Д.Ш., transcribeert naar het Duits, dan krijg je inderdaad ‘D.Sch.’. Deze vier letters klinken op hun beurt als de Duitse namen van vier muzieknoten: ‘D’ als D, ‘S’ als Es (E♭), ‘C’ als C en ‘H’ als H – de noot die wij ‘B’ noemen. Het bijzondere aan het Achtste strijkkwartet is dat het DSCH-motief hierin niet zozeer fungeert als een signatuur, maar wel als het muzikale hoofdbestanddeel. Het kwartet eindigt en opent met het motief, dat doorgegeven wordt van de cello via de altviool en de tweede viool naar de eerste viool. Zonder uitzondering weerklinken deze vier noten in elk van de vijf delen van het kwartet tientallen keren, soms snel, soms omgekeerd, heel traag, in een soort canon of juist luid en unisono.

‘Het kwartet is pseudotragisch van aard, zo erg zelfs dat er tijdens het componeren evenveel tranen zijn gevloeid als dat ik zou moeten plassen na een zestal pinten’

— Uit een brief van Dmitri Sjostakovitsj aan een vriend

Brieven aan een vriend

In 1993 komt een belangrijk puzzelstuk aan het licht. Isaäk Davydovitsj Glikman, een van Sjostakovitsj’ trouwste vrienden en bewonderaars, publiceert een bundel met becommentarieerde brieven die hij in de loop van decennia van de componist ontvangen had. In zijn brief van 19 juli 1960 legt Sjostakovitsj zelf uit hoe de vork in de steel zit.

Hoe hard ik in Dresden ook probeerde om de bestelde filmmuziek te schetsen, ik kwam maar niet vooruit. Nu, in plaats daarvan schreef ik een (ideologisch gezien) bedenkelijk kwartet, iets waar werkelijk niemand iets aan heeft. Het kwam in me op dat als ik ooit sterf, er waarschijnlijk niemand een werk aan mijn nagedachtenis zal opdragen.

Ik schrijf er dus beter zelf een. De titelpagina zou het volgende opschrift kunnen dragen: ‘Ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’ Het basisthema bestaat uit de volgende vier noten: D, Es, C en B, oftewel mijn initialen D. Sch. In het kwartet keren ook thema’s uit mijn eerdere composities terug, ik heb bovendien uit het revolutionaire lied Zamoetsjen tjazjeloj nevolej (‘Gemarteld door smartelijke gevangenschap’) geput. Mijn eigen citaten zijn als volgt: uit de Eerste en Achtste symfonie, uit het Trio (het Tweede pianotrio, red.), het Celloconcert en uit Lady Macbeth. Ook hoor je echo’s van Wagner (de ‘Treurmars’ uit Götterdämmerung) en van Tsjaikovski (het tweede thema uit het openingsdeel van zijn Zesde symfonie). En dan vergeet ik bijna te vermelden dat er ook iets uit mijn Tiende symfonie in verwerkt zit. Best een leuke mengelmoes, al zeg ik het zelf.

Het kwartet is pseudotragisch van aard, zo erg zelfs dat er tijdens het componeren evenveel tranen zijn gevloeid als dat ik zou moeten plassen na een zestal pinten. Toen ik thuiskwam heb ik twee keer geprobeerd om het door te spelen, maar ook dat resulteerde steeds in tranen. Die tranen werden niet enkel door die pseudotragedie veroorzaakt, maar ook doordat ik verrast was door de prachtige vormelijke eenheid van het werk. Enfin, je bespeurt hier nogal wat zelfverheerlijking; die zal wel snel plaatsmaken voor de gebruikelijke, zelfkritische kater.

Een eigen grafrede

Tegen de zomer van 1960 had Sjostakovitsj verschillende grote tegenslagen te verwerken gekregen. Zo ging zijn gezondheid achteruit en hij was onder druk van het regime toegetreden tot de communistische partij. Vooral dit laatste viel hem zwaar en volgens verschillende bronnen overwoog hij er een einde aan te maken. Het is daarom verwonderlijk dat Sjostakovitsj dit Achtste kwartet opvatte als een autobiografische grafrede. Het muzikale hoofdpersonage, het DSCH-motief, neemt ons daarin als gids mee op reis langs auditieve souvenirs uit het leven van Sjostakovitsj. In het openingsdeel Largo komen de beginnoten van zijn Eerste symfonie bovendrijven. Verderop herinnert de componist zich een passage uit het openingsdeel van een van zijn grote successen, de Vijfde symfonie. Tussendoor citeert hij uit andermans werk, maar nooit is de connotatie van de dood veraf. Prominent in het eerste deel is bijvoorbeeld een citaat uit de Zesde symfonie die Pjotr Iljitsj Tsjaikovski negen dagen voor zijn overlijden voor het eerst opvoerde. Over deze diep melancholische symfonie – ook wel de Pathetische genaamd – wordt tot vandaag gespeculeerd of het niet eigenlijk Tsjaikovski’s muzikale afscheidsbrief was.

2425 FIE repetitiebeeld FIELD Kirsten wicklund c Filip Van Roe OBV 07593
Choreografe Kirsten Wicklund aan het werk in de balletstudio's van OBV. © Filip Van Roe

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Volg ons