Fascisme
In de partituur staat boven het openingsdeel: ‘Ter herinnering aan de slachtoffers van fascisme en oorlog.’ Volgens het voorwoord van uitgever Hans Sikorski schreef Sjostakovitsj het kwartet in drie dagen tijd, tussen 12 en 14 juli 1960. Hij was toen op werkbezoek in Dresden om een vroege versie van de film Vijf dagen, vijf nachten van regisseur Leo Arnsjtam te zien. Sjostakovitsj had de opdracht gekregen om de film – die de geschiedenisboeken in zou gaan als de eerste coproductie tussen Oost-Duitsland en de Sovjet-Unie – te voorzien van muziek. In Vijf dagen, vijf nachten keert het communistische hoofdpersonage Erich Braun, vergezeld door het Rode Leger, in 1945 terug uit ballingschap naar zijn geboorteplaats. Braun treft zijn geliefde Dresden in ruïnes aan, de stad was enkele maanden tevoren ten prooi gevallen aan een bombardement van de geallieerden. Samen met Sovjetsoldaten probeert hij schilderijen van Rembrandt, Rubens en Vermeer onder het puin van de Gemäldegalerie Alte Meister vandaan te halen. De lokale bevolking wantrouwt de Sovjets aanvankelijk, maar de twee groepen vinden elkaar dankzij hun gedeelde liefde voor de kunst. De film, gecombineerd met de getuigenissen van slachtoffers van oorlog en fascisme, zo gaat het voorwoord bij de bladmuziek verder, vormde het onderwerp van Sjostakovitsj’ nieuwe kwartet.
In dit licht klinkt het vierde deel van het kwartet als een luchtaanval. Het is alsof je afweergeschut hoort, wanneer het Largo opent met luide, angstaanjagende salvo’s van de cello, altviool en tweede viool. Als dat geweld even bedaart, valt op dat de eerste viool de hele tijd dezelfde toon is blijven aanhouden, als een dreigend gezoem van naderend gevaar of als de pieptoon die in je oren blijft hangen na een luide knal. Verderop in dit deel klinken echo’s van het Dies irae en van een Russisch strijdlied over de gruwel van oorlog. En toch weet één prachtige, lyrische melodie de ellende en brokstukken te ontstijgen – al is het maar even. Het is een citaat uit de negende scène van Sjostakovitsj’ opera Lady Macbeth uit het district Mtsensk. De cello speelt de zoete zanglijn van het hoofdpersonage Katerina: ‘Seryozha, mijn lief! Eindelijk, ik heb je de hele dag moeten missen.’ Met die woorden zingt ze haar minnaar liefdevol toe nadat ze alles is kwijtgeraakt en vlak voordat hij haar zal inruilen voor een ander.