1 — BIJBELS
Er zijn weinig opera’s waarin bekende Bijbelse personages je zo voor de voeten lopen als Richard Strauss’ Salome. Op kop: de profeet en prediker Johannes de Doper (Jochanaän in de opera). Hij doopte Jezus Christus in de Jordaan en werd door koning Herodes Antipas gevangengenomen omdat hij kritiek had op Herodes’ zogenaamd onwettige en ‘zondige’ huwelijk. Herodes Antipas was namelijk hertrouwd met Herodias, de ex van zijn halfbroer Herodes Filippus. Herodes Antipas en Herodes Filippus waren telgen van de weinig populaire Herodiaanse dynastie, die van de 1e eeuw voor tot de 1e eeuw na Christus regeerde over het (toenmalige) Joodse land, in dienst van het Romeinse Rijk. Herodes Antipas was een vazalvorst, afhankelijk van de Romeinse keizer. Hij is bekend uit de evangelies als de man die Johannes de Doper ter dood liet brengen en mogelijk heeft bijgedragen tot Christus’ executie. Christus zelf zit niet in de opera – dat was in de toenmalige theaterpraktijk compleet ondenkbaar – maar zijn komst als de Messias wordt door Johannes wel met luide stem verkondigd. Aan het einde van de opera wordt het hoofd van Johannes op een schotel gepresenteerd als beloning voor een dans die Herodes’ stiefdochter Salome voor de vorst heeft uitgevoerd. Ook die macabere gebeurtenis wordt in de Bijbel geëvoceerd, weliswaar kort, en zonder Salome bij naam te noemen. Bij de historicus Flavius Josephus wordt ‘de dochter van Herodias’, zoals evangelisten Marcus en Matteüs haar omschrijven, wel als Salome geïdentificeerd.